Als algemene regel geldt dat vonnissen in eerste aanleg uitvoerbaar bij voorraad zijn. Dit wil zeggen dat de winnende partij het uitgesproken vonnis voorlopig ten uitvoer kan leggen, bijvoorbeeld door beslag te leggen op de goederen van de veroordeelde, ook al stelt deze tegen dit vonnis beroep in.
De partij die een vonnis ten uitvoer legt zonder de uitspraak in beroep af te wachten, doet dit wel op eigen risico. Indien de rechter in beroep oordeelt dat de veroordeling in eerste aanleg onterecht was, zal deze partij de schade moeten vergoeden die de andere partij geleden heeft door de onterechte tenuitvoerlegging.
Op de principiële uitvoerbaarheid bij voorraad bestaan een aantal uitzonderingen. Vooreerst bepaalt de wet dat de rechter in eerste aanleg uitdrukkelijk kan bepalen dat het vonnis niet uitvoerbaar bij voorbaat is. De wet bepaalt niet uitdrukkelijk op basis van welke criteria de rechter deze beslissing kan nemen.
Elementen waarmee rechters rekening kunnen houden zijn o.a. de kans dat in hoger beroep een andere beslissing zal worden genomen, de financiële situatie van beide partijen en de dringendheid van de zaak. Verder bepaalt de wet dat verstekvonnissen waarbij de veroordeelde niet op de zitting kwam opdagen, niet uitvoerbaar bij voorraad zijn, tenzij de rechter anders beslist.