Op 1 november 2018 werd het ondernemingsrecht hervormd en verdween het onderscheid tussen de handels- en niet-handelsonderneming. Voortaan worden alle ondernemingen ingeschreven als inschrijvingsplichtige onderneming. Dit heeft ook gevolgen voor de toekenning van de vrijstelling van de vennootschapsbijdrage voor de eerste drie jaren vanaf de oprichting.
Deze vrijstelling was aanvankelijk namelijk enkel voorbehouden voor vennootschappen die in de Kruispuntbank van Ondernemingen waren ingeschreven als handelsonderneming. Aangezien het begrip handelsonderneming verdwenen is uit onze wetgeving, moest deze voorwaarde worden herbekeken.
Voortaan is het dus voldoende dat uw vennootschap in de KBO wordt ingeschreven als inschrijvingsplichtige onderneming. Deze regeling is van toepassing op vennootschappen die zijn ingeschreven vanaf 1 november 2018.
Daarnaast blijven de andere 2 voorwaarden wel onverkort van toepassing. Het moet in eerste instantie gaan om een personenvennootschap. Kapitaalvennootschappen zoals de NV kunnen de vrijstelling dus niet krijgen. Bovendien mogen alle zaakvoerders en de meerderheid van de werkende vennoten maar maximum 3 jaar zelfstandige geweest zijn in de 10 jaar voorafgaand aan de oprichting van de vennootschap.
De vennootschap die aan alle voorwaarden voldoet, kan dus aan het sociaal verzekeringsfonds vrijstelling vragen van de vennootschapsbijdrage voor de eerste drie jaren vanaf de oprichting. Indien de vennootschap wordt opgericht op het einde van het jaar, maar pas haar activiteit opstart in het jaar nadien, geldt het jaar van de neerlegging van de oprichtingsakte als eerste jaar.